afkeuring [v]
- zurechtweisen
- tadeln
- rügen
- einen Verweis erteilen

afkeuring [v]
- rebuke [formal]
- berate [formal]
- rail at
- rail against
- reprimand

afkeuring [v]
- réprimander
- gronder
- critiquer sévèrement
- blâmer publiquement

afkeuring [v]
- rimproverare
- biasimare
- disapprovare
- riprendere

afkeuring [v]
- reprobar
- reprender
- reñir
- regañar
- reconvenir

afkeuring [v]
- läxa upp
- banna
- skälla ut
- ge en reprimand
- skarpt tillrättavisa

afkeuring [v]
- censurar
- repreender
- reprochar
- reprovar

bekritiseren [v]
- berispen
- kapittelen
- vermanen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- terechtwijzend
- terechtgewezen
Presens
- wijs terecht
- wijst terecht
- wijst terecht
- wijzen terecht
- wijzen terecht
- wijzen terecht
Imperfect
- wees terecht
- wees terecht
- wees terecht
- wezen terecht
- wezen terecht
- wezen terecht
Toekomende tijd I
- zal terechtwijzen
- zult terechtwijzen
- zal terechtwijzen
- zullen terechtwijzen
- zullen terechtwijzen
- zullen terechtwijzen
Conditionalis I
- zou terechtwijzen
- zou terechtwijzen
- zou terechtwijzen
- zouden terechtwijzen
- zouden terechtwijzen
- zouden terechtwijzen
Perfectum
- heb terechtgewezen
- hebt terechtgewezen
- heeft terechtgewezen
- hebben terechtgewezen
- hebben terechtgewezen
- hebben terechtgewezen
Voltooid verleden tijd
- had terechtgewezen
- had terechtgewezen
- had terechtgewezen
- hadden terechtgewezen
- hadden terechtgewezen
- hadden terechtgewezen
Toekomende tijd II
- zal terechtgewezen hebben
- zult terechtgewezen hebben
- zal terechtgewezen hebben
- zullen terechtgewezen hebben
- zullen terechtgewezen hebben
- zullen terechtgewezen hebben
Conditionalis II
- zou hebben terechtgewezen
- zou hebben terechtgewezen
- zou hebben terechtgewezen
- zouden hebben terechtgewezen
- zouden hebben terechtgewezen
- zouden hebben terechtgewezen
Imperatief
- -
- wijs terecht
- -
- -
- wijst terecht
- -