Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
spelen - kaarten [n]
- Mischen [n]
beweging [n]
- Schütteln [n]
hand [v]
- schütteln
spelen - kaarten [v]
- mischen
vloeistof [v]
- schütteln
- rütteln
beweging [v]
- rumpeln
- leicht schütteln
gebouw [v]
- beben
- wackeln
- zittern
ENGELS
spelen - kaarten [n]
- shuffle
beweging [n]
- shake
hand [v]
- shake
spelen - kaarten [v]
- shuffle
vloeistof [v]
- agitate
- shake
- shake up
beweging [v]
- jog
- joggle
gebouw [v]
- shake
- tremble
- shiver
FRANS
spelen - kaarten [n]
- battage [m]
beweging [n]
- hochement [m]
hand [v]
- secouer
spelen - kaarten [v]
- battre
vloeistof [v]
- agiter
- secouer
beweging [v]
- cahoter
- branler
gebouw [v]
- trembler
- être ébranlé
ITALIAANS
spelen - kaarten [n]
- mescolata [f]
beweging [n]
- scrollo [m]
- scossa [f]
- scrollata [f]
hand [v]
- stringere
spelen - kaarten [v]
- mescolare
- mischiare
vloeistof [v]
- agitare
- scuotere
beweging [v]
- sobbalzare
- ballonzolare
gebouw [v]
- tremare
- oscillare
SPAANS
spelen - kaarten [n]
- barajada [f]
beweging [n]
- movimiento [m]
- sacudida [f]
- meneo [m]
hand [v]
- dar
- estrechar
spelen - kaarten [v]
- barajar
vloeistof [v]
- agitar
- sacudir
beweging [v]
- sacudir levemente
gebouw [v]
- estremecerse
- temblar
ZWEEDS
spelen - kaarten [n]
- blandande [n]
beweging [n]
- skakning [u]
hand [v]
- skaka
spelen - kaarten [v]
- blanda
vloeistof [v]
- skaka
- skaka om
beweging [v]
- skaka
- ruska
- lirka med
gebouw [v]
- skaka
- komma att skaka
- skälva
PORTUGEES
spelen - kaarten [n]
- ação [f] de embaralhar
beweging [n]
- sacudidela [f]
hand [v]
- apertar
spelen - kaarten [v]
- embaralhar
vloeistof [v]
- agitar
- bater
- sacudir
beweging [v]
- sacolejar
gebouw [v]
- sacudir
- tremer
- balançar
THESAURUS
husselen [v]
- hutselen
- opschudden
wankelen [v]
- wiebelen
- zwaaien
beven [v]
- trillen
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- schuddend
- geschud
Presens
- schud
- schudt
- schudt
- schudden
- schudden
- schudden
Imperfect
- schudde
- schudde
- schudde
- schudden
- schudden
- schudden
Toekomende tijd I
- zal schudden
- zult schudden
- zal schudden
- zullen schudden
- zullen schudden
- zullen schudden
Conditionalis I
- zou schudden
- zou schudden
- zou schudden
- zouden schudden
- zouden schudden
- zouden schudden
Perfectum
- heb geschud
- hebt geschud
- heeft geschud
- hebben geschud
- hebben geschud
- hebben geschud
Voltooid verleden tijd
- had geschud
- had geschud
- had geschud
- hadden geschud
- hadden geschud
- hadden geschud
Toekomende tijd II
- zal geschud hebben
- zult geschud hebben
- zal geschud hebben
- zullen geschud hebben
- zullen geschud hebben
- zullen geschud hebben
Conditionalis II
- zou hebben geschud
- zou hebben geschud
- zou hebben geschud
- zouden hebben geschud
- zouden hebben geschud
- zouden hebben geschud
Imperatief
- -
- schud
- -
- -
- schudt
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries