Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
beweging [v]
- wackeln
- zappeln
- herumrutschen
ENGELS
beweging [v]
- wiggle
- shuffle
FRANS
ITALIAANS
beweging [v]
- muoversi
- dimenarsi
- agitarsi
SPAANS
ZWEEDS
beweging [v]
- vicka
- fösa
- skyffla
PORTUGEES
beweging [v]
- menear
- revolver
THESAURUS
schudden [v]
- wankelen
- zwaaien
wankelen [v]
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- wiebelend
- gewiebeld
Presens
- wiebel
- wiebelt
- wiebelt
- wiebelen
- wiebelen
- wiebelen
Imperfect
- wiebelde
- wiebelde
- wiebelde
- wiebelden
- wiebelden
- wiebelden
Toekomende tijd I
- zal wiebelen
- zult wiebelen
- zal wiebelen
- zullen wiebelen
- zullen wiebelen
- zullen wiebelen
Conditionalis I
- zou wiebelen
- zou wiebelen
- zou wiebelen
- zouden wiebelen
- zouden wiebelen
- zouden wiebelen
Perfectum
- heb gewiebeld
- hebt gewiebeld
- heeft gewiebeld
- hebben gewiebeld
- hebben gewiebeld
- hebben gewiebeld
Voltooid verleden tijd
- had gewiebeld
- had gewiebeld
- had gewiebeld
- hadden gewiebeld
- hadden gewiebeld
- hadden gewiebeld
Toekomende tijd II
- zal gewiebeld hebben
- zult gewiebeld hebben
- zal gewiebeld hebben
- zullen gewiebeld hebben
- zullen gewiebeld hebben
- zullen gewiebeld hebben
Conditionalis II
- zou hebben gewiebeld
- zou hebben gewiebeld
- zou hebben gewiebeld
- zouden hebben gewiebeld
- zouden hebben gewiebeld
- zouden hebben gewiebeld
Imperatief
- -
- wiebel
- -
- -
- wiebelt
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries