algemeen [v]
- platzen
- bersten
intransitief [v]
- aufspringen
- aufplatzen
- aufbersten
- aufbrechen
- brechen
- zersplittern

algemeen [v]
- burst
intransitief [v]
- burst open
- break open
- split open
- crack open
- break
- shatter

algemeen [v]
- éclater
intransitief [v]
- éclater
- se rompre
- se casser
- se fendre
- se briser

algemeen [v]
- scoppiare
intransitief [v]
- aprirsi
- fendersi
- spaccarsi
- infrangersi
- rompersi

algemeen [v]
- explotar
- reventar
- estallar
intransitief [v]
- reventar
- estallar
- abrirse violentamente
- romperse
- estrellarse

algemeen [v]
- brista
intransitief [v]
- spricka
- gå upp
- brista
- gå sönder
- splittras

algemeen [v]
- explodir
- arrebentar
intransitief [v]
- abrir
- quebrar
- partir
- romper

knappen [v]
- ontploffen
- scheuren
- splijten
stikken [v]
- verrekken

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- barstend
- gebarsten
Presens
- barst
- barst
- barst
- barsten
- barsten
- barsten
Imperfect
- barstte
- barstte
- barstte
- barstten
- barstten
- barstten
Toekomende tijd I
- zal barsten
- zult barsten
- zal barsten
- zullen barsten
- zullen barsten
- zullen barsten
Conditionalis I
- zou barsten
- zou barsten
- zou barsten
- zouden barsten
- zouden barsten
- zouden barsten
Perfectum
- ben gebarsten
- bent gebarsten
- is gebarsten
- zijn gebarsten
- zijn gebarsten
- zijn gebarsten
Voltooid verleden tijd
- was gebarsten
- was gebarsten
- was gebarsten
- waren gebarsten
- waren gebarsten
- waren gebarsten
Toekomende tijd II
- zal gebarsten zijn
- zult gebarsten zijn
- zal gebarsten zijn
- zullen gebarsten zijn
- zullen gebarsten zijn
- zullen gebarsten zijn
Conditionalis II
- zou zijn gebarsten
- zou zijn gebarsten
- zou zijn gebarsten
- zouden zijn gebarsten
- zouden zijn gebarsten
- zouden zijn gebarsten
Imperatief
- -
- barst
- -
- -
- barst
- -