Tegenwoordig en verleden deelwoord - onderscheppend - onderschept Presens - onderschep - onderschept - onderschept - onderscheppen - onderscheppen - onderscheppen Imperfect - onderschepte - onderschepte - onderschepte - onderschepten - onderschepten - onderschepten Toekomende tijd I - zal onderscheppen - zult onderscheppen - zal onderscheppen - zullen onderscheppen - zullen onderscheppen - zullen onderscheppen Conditionalis I - zou onderscheppen - zou onderscheppen - zou onderscheppen - zouden onderscheppen - zouden onderscheppen - zouden onderscheppen Perfectum - heb onderschept - hebt onderschept - heeft onderschept - hebben onderschept - hebben onderschept - hebben onderschept Voltooid verleden tijd - had onderschept - had onderschept - had onderschept - hadden onderschept - hadden onderschept - hadden onderschept Toekomende tijd II - zal onderschept hebben - zult onderschept hebben - zal onderschept hebben - zullen onderschept hebben - zullen onderschept hebben - zullen onderschept hebben Conditionalis II - zou hebben onderschept - zou hebben onderschept - zou hebben onderschept - zouden hebben onderschept - zouden hebben onderschept - zouden hebben onderschept Imperatief - - - onderschep - - - - - onderschept - -