handen [v]
- fummeln
- herumfummeln

handen [v]
- fiddle
- twiddle
- fidget

handen [v]
- tripoter
- tripatouiller [informal] [informal]
- patouiller [informal]

handen [v]
- giocherellare con
- rigirare fra le dita
- gingillarsi con

handen [v]
- juguetear
- enredar con

handen [v]
- sno
- fingra på
- rulla med

handen [v]
- brincar com as mãos

friemelen [v]
- frommelen
- frutselen
- peuteren

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- frunnikend
- gefrunnikt
Presens
- frunnik
- frunnikt
- frunnikt
- frunniken
- frunniken
- frunniken
Imperfect
- frunnikte
- frunnikte
- frunnikte
- frunnikten
- frunnikten
- frunnikten
Toekomende tijd I
- zal frunniken
- zult frunniken
- zal frunniken
- zullen frunniken
- zullen frunniken
- zullen frunniken
Conditionalis I
- zou frunniken
- zou frunniken
- zou frunniken
- zouden frunniken
- zouden frunniken
- zouden frunniken
Perfectum
- heb gefrunnikt
- hebt gefrunnikt
- heeft gefrunnikt
- hebben gefrunnikt
- hebben gefrunnikt
- hebben gefrunnikt
Voltooid verleden tijd
- had gefrunnikt
- had gefrunnikt
- had gefrunnikt
- hadden gefrunnikt
- hadden gefrunnikt
- hadden gefrunnikt
Toekomende tijd II
- zal gefrunnikt hebben
- zult gefrunnikt hebben
- zal gefrunnikt hebben
- zullen gefrunnikt hebben
- zullen gefrunnikt hebben
- zullen gefrunnikt hebben
Conditionalis II
- zou hebben gefrunnikt
- zou hebben gefrunnikt
- zou hebben gefrunnikt
- zouden hebben gefrunnikt
- zouden hebben gefrunnikt
- zouden hebben gefrunnikt
Imperatief
- -
- frunnik
- -
- -
- frunnikt
- -