Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
toerusten [v]
- ausrüsten
- ausstatten
ENGELS
toerusten [v]
- fit out
- equip
- provide with
FRANS
toerusten [v]
- équiper
- outiller
- munir de
ITALIAANS
SPAANS
toerusten [v]
- equipar
- proveer
- aviar
ZWEEDS
toerusten [v]
- utrusta
- ekipera
PORTUGEES
toerusten [v]
- equipar
- aparelhar
- munir
- prover
THESAURUS
ontspannen [v]
- relaxen
- rusten
- uitpuffen
equiperen [v]
- outilleren
- provianderen
- toerusten
- voorzien
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- uitrustend
- uitgerust
Presens
- rust uit
- rust uit
- rust uit
- rusten uit
- rusten uit
- rusten uit
Imperfect
- rustte uit
- rustte uit
- rustte uit
- rustten uit
- rustten uit
- rustten uit
Toekomende tijd I
- zal uitrusten
- zult uitrusten
- zal uitrusten
- zullen uitrusten
- zullen uitrusten
- zullen uitrusten
Conditionalis I
- zou uitrusten
- zou uitrusten
- zou uitrusten
- zouden uitrusten
- zouden uitrusten
- zouden uitrusten
Perfectum
- heb uitgerust
- hebt uitgerust
- heeft uitgerust
- hebben uitgerust
- hebben uitgerust
- hebben uitgerust
Voltooid verleden tijd
- had uitgerust
- had uitgerust
- had uitgerust
- hadden uitgerust
- hadden uitgerust
- hadden uitgerust
Toekomende tijd II
- zal uitgerust hebben
- zult uitgerust hebben
- zal uitgerust hebben
- zullen uitgerust hebben
- zullen uitgerust hebben
- zullen uitgerust hebben
Conditionalis II
- zou hebben uitgerust
- zou hebben uitgerust
- zou hebben uitgerust
- zouden hebben uitgerust
- zouden hebben uitgerust
- zouden hebben uitgerust
Imperatief
- -
- rust uit
- -
- -
- rust uit
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries