algemeen [v]
- ruhen
- liegen
fysische activiteit [v]
- ruhen

algemeen [v]
- recline
fysische activiteit [v]
- rest
- repose

algemeen [v]
- se reposer
fysische activiteit [v]
- se reposer

algemeen [v]
- adagiarsi
- sdraiarsi
fysische activiteit [v]
- riposarsi
- riposare

algemeen [v]
- reclinarse
- recostarse
fysische activiteit [v]
- descansar

algemeen [v]
- vila
- luta sig
fysische activiteit [v]
- vila

algemeen [v]
- reclinar-se
fysische activiteit [v]
- descansar
- repousar

bijkomen [v]
- liggen
- slapen
- uitrusten
- verpozen
leunen [v]
- steunen
begraven liggen [v]
pauzeren [v]

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- rustend
- gerust
Presens
- rust
- rust
- rust
- rusten
- rusten
- rusten
Imperfect
- rustte
- rustte
- rustte
- rustten
- rustten
- rustten
Toekomende tijd I
- zal rusten
- zult rusten
- zal rusten
- zullen rusten
- zullen rusten
- zullen rusten
Conditionalis I
- zou rusten
- zou rusten
- zou rusten
- zouden rusten
- zouden rusten
- zouden rusten
Perfectum
- heb gerust
- hebt gerust
- heeft gerust
- hebben gerust
- hebben gerust
- hebben gerust
Voltooid verleden tijd
- had gerust
- had gerust
- had gerust
- hadden gerust
- hadden gerust
- hadden gerust
Toekomende tijd II
- zal gerust hebben
- zult gerust hebben
- zal gerust hebben
- zullen gerust hebben
- zullen gerust hebben
- zullen gerust hebben
Conditionalis II
- zou hebben gerust
- zou hebben gerust
- zou hebben gerust
- zouden hebben gerust
- zouden hebben gerust
- zouden hebben gerust
Imperatief
- -
- rust
- -
- -
- rust
- -