Tegenwoordig en verleden deelwoord - toestekend - toegestoken Presens - steek toe - steekt toe - steekt toe - steken toe - steken toe - steken toe Imperfect - stak toe - stak toe - stak toe - staken toe - staken toe - staken toe Toekomende tijd I - zal toesteken - zult toesteken - zal toesteken - zullen toesteken - zullen toesteken - zullen toesteken Conditionalis I - zou toesteken - zou toesteken - zou toesteken - zouden toesteken - zouden toesteken - zouden toesteken Perfectum - heb toegestoken - hebt toegestoken - heeft toegestoken - hebben toegestoken - hebben toegestoken - hebben toegestoken Voltooid verleden tijd - had toegestoken - had toegestoken - had toegestoken - hadden toegestoken - hadden toegestoken - hadden toegestoken Toekomende tijd II - zal toegestoken hebben - zult toegestoken hebben - zal toegestoken hebben - zullen toegestoken hebben - zullen toegestoken hebben - zullen toegestoken hebben Conditionalis II - zou hebben toegestoken - zou hebben toegestoken - zou hebben toegestoken - zouden hebben toegestoken - zouden hebben toegestoken - zouden hebben toegestoken Imperatief - - - steek toe - - - - - steekt toe - -