Tegenwoordig en verleden deelwoord - buitenhoudend - buitengehouden Presens - houd buiten - houdt buiten - houdt buiten - houden buiten - houden buiten - houden buiten Imperfect - hield buiten - hield buiten - hield buiten - hielden buiten - hielden buiten - hielden buiten Toekomende tijd I - zal buitenhouden - zult buitenhouden - zal buitenhouden - zullen buitenhouden - zullen buitenhouden - zullen buitenhouden Conditionalis I - zou buitenhouden - zou buitenhouden - zou buitenhouden - zouden buitenhouden - zouden buitenhouden - zouden buitenhouden Perfectum - heb buitengehouden - hebt buitengehouden - heeft buitengehouden - hebben buitengehouden - hebben buitengehouden - hebben buitengehouden Voltooid verleden tijd - had buitengehouden - had buitengehouden - had buitengehouden - hadden buitengehouden - hadden buitengehouden - hadden buitengehouden Toekomende tijd II - zal buitengehouden hebben - zult buitengehouden hebben - zal buitengehouden hebben - zullen buitengehouden hebben - zullen buitengehouden hebben - zullen buitengehouden hebben Conditionalis II - zou hebben buitengehouden - zou hebben buitengehouden - zou hebben buitengehouden - zouden hebben buitengehouden - zouden hebben buitengehouden - zouden hebben buitengehouden Imperatief - - - houd buiten - - - - - houdt buiten - -