Tegenwoordig en verleden deelwoord - verzorgend - verzorgd Presens - verzorg - verzorgt - verzorgt - verzorgen - verzorgen - verzorgen Imperfect - verzorgde - verzorgde - verzorgde - verzorgden - verzorgden - verzorgden Toekomende tijd I - zal verzorgen - zult verzorgen - zal verzorgen - zullen verzorgen - zullen verzorgen - zullen verzorgen Conditionalis I - zou verzorgen - zou verzorgen - zou verzorgen - zouden verzorgen - zouden verzorgen - zouden verzorgen Perfectum - heb verzorgd - hebt verzorgd - heeft verzorgd - hebben verzorgd - hebben verzorgd - hebben verzorgd Voltooid verleden tijd - had verzorgd - had verzorgd - had verzorgd - hadden verzorgd - hadden verzorgd - hadden verzorgd Toekomende tijd II - zal verzorgd hebben - zult verzorgd hebben - zal verzorgd hebben - zullen verzorgd hebben - zullen verzorgd hebben - zullen verzorgd hebben Conditionalis II - zou hebben verzorgd - zou hebben verzorgd - zou hebben verzorgd - zouden hebben verzorgd - zouden hebben verzorgd - zouden hebben verzorgd Imperatief - - - verzorg - - - - - verzorgt - -