politiek [n]
- Wahl [f]
- Wählen [n]
muziek - instrumenten [v]
- stimmen
politiek [v]
- stimmen
- votieren
- wählen

politiek [n]
- polls
- polling
- poll
- voting
muziek - instrumenten [v]
- tune
politiek [v]
- vote
- ballot

politiek [n]
- votes [mp]
- scrutin [m]
- vote [m]
muziek - instrumenten [v]
- accorder
politiek [v]
- voter
- donner sa voix

politiek [n]
- voti [mp]
- votazione [f]
muziek - instrumenten [v]
- accordare
politiek [v]
- votare
- eleggere

politiek [n]
- elección [f]
- escrutinio [m]
- votación [f]
- voto [m]
muziek - instrumenten [v]
- afinar
politiek [v]
- votar

politiek [n]
- röstning [u]
- val [n]
muziek - instrumenten [v]
- stämma
politiek [v]
- rösta
- votera

politiek [n]
- eleições [fp]
- votação [f]
muziek - instrumenten [v]
- afinar
politiek [v]
- votar
- eleger

balloteren [v]
- kiezen
- stem uitbrengen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- stemmend
- gestemd
Presens
- stem
- stemt
- stemt
- stemmen
- stemmen
- stemmen
Imperfect
- stemde
- stemde
- stemde
- stemden
- stemden
- stemden
Toekomende tijd I
- zal stemmen
- zult stemmen
- zal stemmen
- zullen stemmen
- zullen stemmen
- zullen stemmen
Conditionalis I
- zou stemmen
- zou stemmen
- zou stemmen
- zouden stemmen
- zouden stemmen
- zouden stemmen
Perfectum
- heb gestemd
- hebt gestemd
- heeft gestemd
- hebben gestemd
- hebben gestemd
- hebben gestemd
Voltooid verleden tijd
- had gestemd
- had gestemd
- had gestemd
- hadden gestemd
- hadden gestemd
- hadden gestemd
Toekomende tijd II
- zal gestemd hebben
- zult gestemd hebben
- zal gestemd hebben
- zullen gestemd hebben
- zullen gestemd hebben
- zullen gestemd hebben
Conditionalis II
- zou hebben gestemd
- zou hebben gestemd
- zou hebben gestemd
- zouden hebben gestemd
- zouden hebben gestemd
- zouden hebben gestemd
Imperatief
- -
- stem
- -
- -
- stemt
- -