richting [n]
- Zielen [n]
algemeen [v]
- ausrichten
telecommunicatie [v]
- senden
richting [v]
- zielen
- richten

richting [n]
- aiming
algemeen [v]
- align
- aline
telecommunicatie [v]
- beam
richting [v]
- aim
- direct
- point

richting [n]
- visée [f]
- pointage [m]
algemeen [v]
- aligner
- mettre en ligne
telecommunicatie [v]
- diriger
richting [v]
- viser
- diriger
- pointer

richting [n]
- mira [f]
algemeen [v]
- allineare
- mettere in fila
telecommunicatie [v]
- orientare
richting [v]
- puntare
- dirigere
- mirare

richting [n]
- puntería [f]
algemeen [v]
- alinear
telecommunicatie [v]
- emitir
richting [v]
- apuntar
- dirigir

richting [n]
- siktning [u]
algemeen [v]
- göra rak
- rikta
telecommunicatie [v]
- sända
richting [v]
- måtta
- sikta
- rikta

richting [n]
- mira [f]
- pontaria [f]
algemeen [v]
- alinhar
telecommunicatie [v]
- transmitir
richting [v]
- apontar
- visar

lijnen [v]
leiden [v]
- sturen
- vestigen
- wenden
aanschrijven [v]
- toesturen
- zenden
aanleggen [v]
- mikken

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- richtend
- gericht
Presens
- richt
- richt
- richt
- richten
- richten
- richten
Imperfect
- richtte
- richtte
- richtte
- richtten
- richtten
- richtten
Toekomende tijd I
- zal richten
- zult richten
- zal richten
- zullen richten
- zullen richten
- zullen richten
Conditionalis I
- zou richten
- zou richten
- zou richten
- zouden richten
- zouden richten
- zouden richten
Perfectum
- heb gericht
- hebt gericht
- heeft gericht
- hebben gericht
- hebben gericht
- hebben gericht
Voltooid verleden tijd
- had gericht
- had gericht
- had gericht
- hadden gericht
- hadden gericht
- hadden gericht
Toekomende tijd II
- zal gericht hebben
- zult gericht hebben
- zal gericht hebben
- zullen gericht hebben
- zullen gericht hebben
- zullen gericht hebben
Conditionalis II
- zou hebben gericht
- zou hebben gericht
- zou hebben gericht
- zouden hebben gericht
- zouden hebben gericht
- zouden hebben gericht
Imperatief
- -
- richt
- -
- -
- richt
- -