Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
algemeen [v]
- marschieren
wandelen [v]
- marschieren
ENGELS
algemeen [v]
- march
wandelen [v]
- tramp
FRANS
ITALIAANS
algemeen [v]
- marciare
wandelen [v]
- camminare con passo pesante
SPAANS
algemeen [v]
- marchar
wandelen [v]
- andar con pasos pesados
ZWEEDS
algemeen [v]
- marschera
wandelen [v]
- trampa
PORTUGEES
algemeen [v]
- marchar
wandelen [v]
- pisar forte
THESAURUS
gaan [v]
- lopen
- vorderen
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- marcherend
- gemarcheerd
Presens
- marcheer
- marcheert
- marcheert
- marcheren
- marcheren
- marcheren
Imperfect
- marcheerde
- marcheerde
- marcheerde
- marcheerden
- marcheerden
- marcheerden
Toekomende tijd I
- zal marcheren
- zult marcheren
- zal marcheren
- zullen marcheren
- zullen marcheren
- zullen marcheren
Conditionalis I
- zou marcheren
- zou marcheren
- zou marcheren
- zouden marcheren
- zouden marcheren
- zouden marcheren
Perfectum
- heb gemarcheerd
- hebt gemarcheerd
- heeft gemarcheerd
- hebben gemarcheerd
- hebben gemarcheerd
- hebben gemarcheerd
Voltooid verleden tijd
- had gemarcheerd
- had gemarcheerd
- had gemarcheerd
- hadden gemarcheerd
- hadden gemarcheerd
- hadden gemarcheerd
Toekomende tijd II
- zal gemarcheerd hebben
- zult gemarcheerd hebben
- zal gemarcheerd hebben
- zullen gemarcheerd hebben
- zullen gemarcheerd hebben
- zullen gemarcheerd hebben
Conditionalis II
- zou hebben gemarcheerd
- zou hebben gemarcheerd
- zou hebben gemarcheerd
- zouden hebben gemarcheerd
- zouden hebben gemarcheerd
- zouden hebben gemarcheerd
Imperatief
- -
- marcheer
- -
- -
- marcheert
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries