donder [v]
- donnern
geluid [v]
- donnern
- dröhnen
geweer [v]
- dröhnen
deur [v]
- klopfen
- schlagen
- pochen

donder [v]
- boom
geluid [v]
- thunder
- hurtle
geweer [v]
- boom
deur [v]
- pound
- bang
- thump

donder [v]
- gronder
geluid [v]
- passer avec fracas
geweer [v]
- gronder
- tonner
deur [v]
- marteler
- cogner
- tambouriner contre
- donner de grands coups
- frapper à grands coups

donder [v]
- rombare
- rimbombare
geluid [v]
- tuonare
- rimbombare
geweer [v]
- rimbombare
- tuonare
deur [v]
- martellare
- battere

donder [v]
- retumbar
geluid [v]
- tronar
geweer [v]
- tronar
deur [v]
- golpear

donder [v]
- dåna
- dundra
geluid [v]
- dundra
- dåna
geweer [v]
- dåna
- dundra
deur [v]
- banka
- bulta

donder [v]
- estrondear
- ribombar
geluid [v]
- roncar
- zumbir
geweer [v]
- estrondear
- ribombar
deur [v]
- bater insistentemente
- socar

bulderen [v]
- daveren
- denderen
- donderen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- dreunend
- gedreund
Presens
- dreun
- dreunt
- dreunt
- dreunen
- dreunen
- dreunen
Imperfect
- dreunde
- dreunde
- dreunde
- dreunden
- dreunden
- dreunden
Toekomende tijd I
- zal dreunen
- zult dreunen
- zal dreunen
- zullen dreunen
- zullen dreunen
- zullen dreunen
Conditionalis I
- zou dreunen
- zou dreunen
- zou dreunen
- zouden dreunen
- zouden dreunen
- zouden dreunen
Perfectum
- heb gedreund
- hebt gedreund
- heeft gedreund
- hebben gedreund
- hebben gedreund
- hebben gedreund
Voltooid verleden tijd
- had gedreund
- had gedreund
- had gedreund
- hadden gedreund
- hadden gedreund
- hadden gedreund
Toekomende tijd II
- zal gedreund hebben
- zult gedreund hebben
- zal gedreund hebben
- zullen gedreund hebben
- zullen gedreund hebben
- zullen gedreund hebben
Conditionalis II
- zou hebben gedreund
- zou hebben gedreund
- zou hebben gedreund
- zouden hebben gedreund
- zouden hebben gedreund
- zouden hebben gedreund
Imperatief
- -
- dreun
- -
- -
- dreunt
- -