algemeen [n]
- Warten [n]
algemeen [v]
- warten
verwachting [v]
- erwarten
subject [v]
- anstehen
telefoon [v]
- warten

algemeen [n]
- waiting
algemeen [v]
- wait
- hang around
verwachting [v]
- await
- be ready for
- be in store for
subject [v]
- stand over
telefoon [v]
- hold

algemeen [n]
- attente [f]
algemeen [v]
- attendre
verwachting [v]
- attendre
subject [v]
- rester en suspens
telefoon [v]
- attendre

algemeen [n]
- attesa [f]
algemeen [v]
- aspettare
- attendere
verwachting [v]
- aspettare
subject [v]
- rimanere in sospeso
telefoon [v]
- aspettare

algemeen [n]
- espera [f]
algemeen [v]
- esperar
verwachting [v]
- esperar
- estar listo para
subject [v]
- quedar pendiente
telefoon [v]
- esperar

algemeen [n]
- väntan [invariable]
algemeen [v]
- vänta
verwachting [v]
- vänta
subject [v]
- stå över
- få anstå
telefoon [v]
- vänta
- dröja

algemeen [n]
- espera [f]
algemeen [v]
- esperar
verwachting [v]
- esperar por
- estar reservado para
subject [v]
- esperar
- ficar pendente
telefoon [v]
- esperar
- aguardar

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- wachtend
- gewacht
Presens
- wacht
- wacht
- wacht
- wachten
- wachten
- wachten
Imperfect
- wachtte
- wachtte
- wachtte
- wachtten
- wachtten
- wachtten
Toekomende tijd I
- zal wachten
- zult wachten
- zal wachten
- zullen wachten
- zullen wachten
- zullen wachten
Conditionalis I
- zou wachten
- zou wachten
- zou wachten
- zouden wachten
- zouden wachten
- zouden wachten
Perfectum
- heb gewacht
- hebt gewacht
- heeft gewacht
- hebben gewacht
- hebben gewacht
- hebben gewacht
Voltooid verleden tijd
- had gewacht
- had gewacht
- had gewacht
- hadden gewacht
- hadden gewacht
- hadden gewacht
Toekomende tijd II
- zal gewacht hebben
- zult gewacht hebben
- zal gewacht hebben
- zullen gewacht hebben
- zullen gewacht hebben
- zullen gewacht hebben
Conditionalis II
- zou hebben gewacht
- zou hebben gewacht
- zou hebben gewacht
- zouden hebben gewacht
- zouden hebben gewacht
- zouden hebben gewacht
Imperatief
- -
- wacht
- -
- -
- wacht
- -