Tegenwoordig en verleden deelwoord - verdonkeremanend - verdonkeremaand Presens - verdonkeremaan - verdonkeremaant - verdonkeremaant - verdonkeremanen - verdonkeremanen - verdonkeremanen Imperfect - verdonkeremaande - verdonkeremaande - verdonkeremaande - verdonkeremaanden - verdonkeremaanden - verdonkeremaanden Toekomende tijd I - zal verdonkeremanen - zult verdonkeremanen - zal verdonkeremanen - zullen verdonkeremanen - zullen verdonkeremanen - zullen verdonkeremanen Conditionalis I - zou verdonkeremanen - zou verdonkeremanen - zou verdonkeremanen - zouden verdonkeremanen - zouden verdonkeremanen - zouden verdonkeremanen Perfectum - heb verdonkeremaand - hebt verdonkeremaand - heeft verdonkeremaand - hebben verdonkeremaand - hebben verdonkeremaand - hebben verdonkeremaand Voltooid verleden tijd - had verdonkeremaand - had verdonkeremaand - had verdonkeremaand - hadden verdonkeremaand - hadden verdonkeremaand - hadden verdonkeremaand Toekomende tijd II - zal verdonkeremaand hebben - zult verdonkeremaand hebben - zal verdonkeremaand hebben - zullen verdonkeremaand hebben - zullen verdonkeremaand hebben - zullen verdonkeremaand hebben Conditionalis II - zou hebben verdonkeremaand - zou hebben verdonkeremaand - zou hebben verdonkeremaand - zouden hebben verdonkeremaand - zouden hebben verdonkeremaand - zouden hebben verdonkeremaand Imperatief - - - verdonkeremaan - - - - - verdonkeremaant - -