Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
vuur [v]
- ausblasen
ENGELS
vuur [v]
- blow out
FRANS
vuur [v]
- souffler
ITALIAANS
vuur [v]
- spegnere
SPAANS
vuur [v]
- apagar
- soplar
ZWEEDS
vuur [v]
- blåsa ut
PORTUGEES
THESAURUS
uitademen [v]
doven [v]
- uitdoen
op adem komen [v]
- uitpuffen
- uitrusten
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- uitblazend
- uitgeblazen
Presens
- blaas uit
- blaast uit
- blaast uit
- blazen uit
- blazen uit
- blazen uit
Imperfect
- blies uit
- blies uit
- blies uit
- bliezen uit
- bliezen uit
- bliezen uit
Toekomende tijd I
- zal uitblazen
- zult uitblazen
- zal uitblazen
- zullen uitblazen
- zullen uitblazen
- zullen uitblazen
Conditionalis I
- zou uitblazen
- zou uitblazen
- zou uitblazen
- zouden uitblazen
- zouden uitblazen
- zouden uitblazen
Perfectum
- heb uitgeblazen
- hebt uitgeblazen
- heeft uitgeblazen
- hebben uitgeblazen
- hebben uitgeblazen
- hebben uitgeblazen
Voltooid verleden tijd
- had uitgeblazen
- had uitgeblazen
- had uitgeblazen
- hadden uitgeblazen
- hadden uitgeblazen
- hadden uitgeblazen
Toekomende tijd II
- zal uitgeblazen hebben
- zult uitgeblazen hebben
- zal uitgeblazen hebben
- zullen uitgeblazen hebben
- zullen uitgeblazen hebben
- zullen uitgeblazen hebben
Conditionalis II
- zou hebben uitgeblazen
- zou hebben uitgeblazen
- zou hebben uitgeblazen
- zouden hebben uitgeblazen
- zouden hebben uitgeblazen
- zouden hebben uitgeblazen
Imperatief
- -
- blaas uit
- -
- -
- blaast uit
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries