Tegenwoordig en verleden deelwoord - rollend - gerold Presens - rol - rolt - rolt - rollen - rollen - rollen Imperfect - rolde - rolde - rolde - rolden - rolden - rolden Toekomende tijd I - zal rollen - zult rollen - zal rollen - zullen rollen - zullen rollen - zullen rollen Conditionalis I - zou rollen - zou rollen - zou rollen - zouden rollen - zouden rollen - zouden rollen Perfectum - heb gerold - hebt gerold - heeft gerold - hebben gerold - hebben gerold - hebben gerold Voltooid verleden tijd - had gerold - had gerold - had gerold - hadden gerold - hadden gerold - hadden gerold Toekomende tijd II - zal gerold hebben - zult gerold hebben - zal gerold hebben - zullen gerold hebben - zullen gerold hebben - zullen gerold hebben Conditionalis II - zou hebben gerold - zou hebben gerold - zou hebben gerold - zouden hebben gerold - zouden hebben gerold - zouden hebben gerold Imperatief - - - rol - - - - - rolt - -