Tegenwoordig en verleden deelwoord - ontdekkend - ontdekt Presens - ontdek - ontdekt - ontdekt - ontdekken - ontdekken - ontdekken Imperfect - ontdekte - ontdekte - ontdekte - ontdekten - ontdekten - ontdekten Toekomende tijd I - zal ontdekken - zult ontdekken - zal ontdekken - zullen ontdekken - zullen ontdekken - zullen ontdekken Conditionalis I - zou ontdekken - zou ontdekken - zou ontdekken - zouden ontdekken - zouden ontdekken - zouden ontdekken Perfectum - heb ontdekt - hebt ontdekt - heeft ontdekt - hebben ontdekt - hebben ontdekt - hebben ontdekt Voltooid verleden tijd - had ontdekt - had ontdekt - had ontdekt - hadden ontdekt - hadden ontdekt - hadden ontdekt Toekomende tijd II - zal ontdekt hebben - zult ontdekt hebben - zal ontdekt hebben - zullen ontdekt hebben - zullen ontdekt hebben - zullen ontdekt hebben Conditionalis II - zou hebben ontdekt - zou hebben ontdekt - zou hebben ontdekt - zouden hebben ontdekt - zouden hebben ontdekt - zouden hebben ontdekt Imperatief - - - ontdek - - - - - ontdekt - -