omringen [n]
- Einkreisen [n]
- Umzingelung [f]
- Einschließen [n]
- Einkesseln [n]
omringen [v]
- umgeben
- einkreisen
- umringen

omringen [n]
- encircling
- surrounding
- encompassing
- enclosing
omringen [v]
- encircle
- surround

omringen [n]
- encerclement [m]
omringen [v]
- encercler
- entourer

omringen [n]
- circondamento [m]
- cerchiamento [m (formal)]
- circondare [m]
omringen [v]
- circondare
- cingere

omringen [n]
- envolvimiento [m]
- cercamiento [m]
omringen [v]
- rodear
- cercar
- circundar

omringen [n]
- omringning [u]
- inneslutning [u]
- inringning [u]
omringen [v]
- omge
- omringa

omringen [n]
- cerco [m]
- circundamento [m]
- envolvimento [m]
- encerramento [m]
omringen [v]
- circundar
- cercar
- rodear

omrasteren [v]
- omheinen
omsingelen [v]
- insluiten
- omringen
omvatten [v]
omhelzen [v]
- omstrengelen
- omvatten

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- omsluitend
- omsloten
Presens
- omsluit
- omsluit
- omsluit
- omsluiten
- omsluiten
- omsluiten
Imperfect
- omsloot
- omsloot
- omsloot
- omsloten
- omsloten
- omsloten
Toekomende tijd I
- zal omsluiten
- zult omsluiten
- zal omsluiten
- zullen omsluiten
- zullen omsluiten
- zullen omsluiten
Conditionalis I
- zou omsluiten
- zou omsluiten
- zou omsluiten
- zouden omsluiten
- zouden omsluiten
- zouden omsluiten
Perfectum
- heb omsloten
- hebt omsloten
- heeft omsloten
- hebben omsloten
- hebben omsloten
- hebben omsloten
Voltooid verleden tijd
- had omsloten
- had omsloten
- had omsloten
- hadden omsloten
- hadden omsloten
- hadden omsloten
Toekomende tijd II
- zal omsloten hebben
- zult omsloten hebben
- zal omsloten hebben
- zullen omsloten hebben
- zullen omsloten hebben
- zullen omsloten hebben
Conditionalis II
- zou hebben omsloten
- zou hebben omsloten
- zou hebben omsloten
- zouden hebben omsloten
- zouden hebben omsloten
- zouden hebben omsloten
Imperatief
- -
- omsluit
- -
- -
- omsluit
- -