omheining [v]
- einschließen
eigendom [v]
- einfrieden
- einschließen

omheining [v]
- enclose
eigendom [v]
- fence
- fence in
- enclose

omheining [v]
- enclore
- clôturer
eigendom [v]
- clôturer
- enclore

omheining [v]
- recintare
- recingere
- cintare
eigendom [v]
- recintare
- cintare
- recingere

omheining [v]
- encerrar
eigendom [v]
- cercar

omheining [v]
- inhägna
- omgärda
eigendom [v]
- inhägna
- omgärda

omheining [v]
- cercar
- murar
eigendom [v]
- cercar
- delimitar

afrasteren [v]

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- omheinend
- omheind
Presens
- omhein
- omheint
- omheint
- omheinen
- omheinen
- omheinen
Imperfect
- omheinde
- omheinde
- omheinde
- omheinden
- omheinden
- omheinden
Toekomende tijd I
- zal omheinen
- zult omheinen
- zal omheinen
- zullen omheinen
- zullen omheinen
- zullen omheinen
Conditionalis I
- zou omheinen
- zou omheinen
- zou omheinen
- zouden omheinen
- zouden omheinen
- zouden omheinen
Perfectum
- heb omheind
- hebt omheind
- heeft omheind
- hebben omheind
- hebben omheind
- hebben omheind
Voltooid verleden tijd
- had omheind
- had omheind
- had omheind
- hadden omheind
- hadden omheind
- hadden omheind
Toekomende tijd II
- zal omheind hebben
- zult omheind hebben
- zal omheind hebben
- zullen omheind hebben
- zullen omheind hebben
- zullen omheind hebben
Conditionalis II
- zou hebben omheind
- zou hebben omheind
- zou hebben omheind
- zouden hebben omheind
- zouden hebben omheind
- zouden hebben omheind
Imperatief
- -
- omhein
- -
- -
- omheint
- -