Tegenwoordig en verleden deelwoord - logenstraffend - gelogenstraft Presens - logenstraf - logenstraft - logenstraft - logenstraffen - logenstraffen - logenstraffen Imperfect - logenstrafte - logenstrafte - logenstrafte - logenstraften - logenstraften - logenstraften Toekomende tijd I - zal logenstraffen - zult logenstraffen - zal logenstraffen - zullen logenstraffen - zullen logenstraffen - zullen logenstraffen Conditionalis I - zou logenstraffen - zou logenstraffen - zou logenstraffen - zouden logenstraffen - zouden logenstraffen - zouden logenstraffen Perfectum - heb gelogenstraft - hebt gelogenstraft - heeft gelogenstraft - hebben gelogenstraft - hebben gelogenstraft - hebben gelogenstraft Voltooid verleden tijd - had gelogenstraft - had gelogenstraft - had gelogenstraft - hadden gelogenstraft - hadden gelogenstraft - hadden gelogenstraft Toekomende tijd II - zal gelogenstraft hebben - zult gelogenstraft hebben - zal gelogenstraft hebben - zullen gelogenstraft hebben - zullen gelogenstraft hebben - zullen gelogenstraft hebben Conditionalis II - zou hebben gelogenstraft - zou hebben gelogenstraft - zou hebben gelogenstraft - zouden hebben gelogenstraft - zouden hebben gelogenstraft - zouden hebben gelogenstraft Imperatief - - - logenstraf - - - - - logenstraft - -