Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
ENGELS
straf [n]
- birching
- chastisement
straf [v]
- whip
- flog
- lash
- horsewhip
- chastise
- castigate
tuchtigen [v]
- birch
- chastise
FRANS
ITALIAANS
SPAANS
ZWEEDS
straf [n]
- aga [u]
- piskande [n]
straf [v]
- piska
- klatscha
- straffa
- tukta
tuchtigen [v]
- ge ris
- aga
PORTUGEES
straf [n]
- açoitamento [m]
- castigo [m]
straf [v]
- chicotear
- açoitar
- castigar
- surrar
tuchtigen [v]
- chicotear
- açoitar
THESAURUS
geselen [v]
- straffen
- tuchtigen
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- kastijdend
- gekastijd
Presens
- kastijd
- kastijdt
- kastijdt
- kastijden
- kastijden
- kastijden
Imperfect
- kastijdde
- kastijdde
- kastijdde
- kastijdden
- kastijdden
- kastijdden
Toekomende tijd I
- zal kastijden
- zult kastijden
- zal kastijden
- zullen kastijden
- zullen kastijden
- zullen kastijden
Conditionalis I
- zou kastijden
- zou kastijden
- zou kastijden
- zouden kastijden
- zouden kastijden
- zouden kastijden
Perfectum
- heb gekastijd
- hebt gekastijd
- heeft gekastijd
- hebben gekastijd
- hebben gekastijd
- hebben gekastijd
Voltooid verleden tijd
- had gekastijd
- had gekastijd
- had gekastijd
- hadden gekastijd
- hadden gekastijd
- hadden gekastijd
Toekomende tijd II
- zal gekastijd hebben
- zult gekastijd hebben
- zal gekastijd hebben
- zullen gekastijd hebben
- zullen gekastijd hebben
- zullen gekastijd hebben
Conditionalis II
- zou hebben gekastijd
- zou hebben gekastijd
- zou hebben gekastijd
- zouden hebben gekastijd
- zouden hebben gekastijd
- zouden hebben gekastijd
Imperatief
- -
- kastijd
- -
- -
- kastijdt
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries