plaats [v]
- abschirmen
bescherming [v]
- beschirmen
- schützen

plaats [v]
- screen off
- screen
bescherming [v]
- screen

plaats [v]
- cloisonner
- masquer d'un écran
- cacher derrière un paravent
- cacher derrière un écran
bescherming [v]
- protéger
- abriter

plaats [v]
- separare con uno schermo
bescherming [v]
- proteggere
- riparare
- difendere

plaats [v]
- tapar
bescherming [v]
- proteger
- resguardar

plaats [v]
- skärma av
- skilja av
bescherming [v]
- skärma av

plaats [v]
- separar com um biombo
bescherming [v]
- proteger
- resguardar

afsluiten [v]
- belemmeren
- beschermen
- beveiligen
- blokkeren

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- afschermend
- afgeschermd
Presens
- scherm af
- schermt af
- schermt af
- schermen af
- schermen af
- schermen af
Imperfect
- schermde af
- schermde af
- schermde af
- schermden af
- schermden af
- schermden af
Toekomende tijd I
- zal afschermen
- zult afschermen
- zal afschermen
- zullen afschermen
- zullen afschermen
- zullen afschermen
Conditionalis I
- zou afschermen
- zou afschermen
- zou afschermen
- zouden afschermen
- zouden afschermen
- zouden afschermen
Perfectum
- heb afgeschermd
- hebt afgeschermd
- heeft afgeschermd
- hebben afgeschermd
- hebben afgeschermd
- hebben afgeschermd
Voltooid verleden tijd
- had afgeschermd
- had afgeschermd
- had afgeschermd
- hadden afgeschermd
- hadden afgeschermd
- hadden afgeschermd
Toekomende tijd II
- zal afgeschermd hebben
- zult afgeschermd hebben
- zal afgeschermd hebben
- zullen afgeschermd hebben
- zullen afgeschermd hebben
- zullen afgeschermd hebben
Conditionalis II
- zou hebben afgeschermd
- zou hebben afgeschermd
- zou hebben afgeschermd
- zouden hebben afgeschermd
- zouden hebben afgeschermd
- zouden hebben afgeschermd
Imperatief
- -
- scherm af
- -
- -
- schermt af
- -