Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
godsdienst [v]
- anbeten
- verehren
persoon [v]
- anbeten
- vergöttern
- verehren
ENGELS
FRANS
godsdienst [v]
- adorer
persoon [v]
- adorer
- idolâtrer
- chérir
ITALIAANS
SPAANS
godsdienst [v]
- adorar
- venerar
persoon [v]
- adorar
- venerar
- idolatrar
ZWEEDS
godsdienst [v]
- tillbedja
persoon [v]
- dyrka
- tillbedja
- avguda
PORTUGEES
THESAURUS
dienen [v]
adoreren [v]
- verafgoden
- vereren
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- aanbiddend
- aanbeden
Presens
- aanbid
- aanbidt
- aanbidt
- aanbidden
- aanbidden
- aanbidden
Imperfect
- aanbad
- aanbad
- aanbad
- aanbaden
- aanbaden
- aanbaden
Toekomende tijd I
- zal aanbidden
- zult aanbidden
- zal aanbidden
- zullen aanbidden
- zullen aanbidden
- zullen aanbidden
Conditionalis I
- zou aanbidden
- zou aanbidden
- zou aanbidden
- zouden aanbidden
- zouden aanbidden
- zouden aanbidden
Perfectum
- heb aanbeden
- hebt aanbeden
- heeft aanbeden
- hebben aanbeden
- hebben aanbeden
- hebben aanbeden
Voltooid verleden tijd
- had aanbeden
- had aanbeden
- had aanbeden
- hadden aanbeden
- hadden aanbeden
- hadden aanbeden
Toekomende tijd II
- zal aanbeden hebben
- zult aanbeden hebben
- zal aanbeden hebben
- zullen aanbeden hebben
- zullen aanbeden hebben
- zullen aanbeden hebben
Conditionalis II
- zou hebben aanbeden
- zou hebben aanbeden
- zou hebben aanbeden
- zouden hebben aanbeden
- zouden hebben aanbeden
- zouden hebben aanbeden
Imperatief
- -
- aanbid
- -
- -
- aanbidt
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries