algemeen [v]
- wollen
- begehren
- möchten
hulpwerkwoord [v]
- können
neiging [v]
- wollen
- willens sein
- bereit sein
wensen [v]
- wünschen
- gern haben
- wollen

algemeen [v]
- want
- desire
- would
hulpwerkwoord [v]
- will
neiging [v]
- like to
- be willing to
wensen [v]
- like
- wish
- want

algemeen [v]
- vouloir
- désirer
hulpwerkwoord [v]
- pouvoir
neiging [v]
- vouloir
- aimer
wensen [v]
- aimer
- vouloir
- désirer

algemeen [v]
- volere
- desiderare
hulpwerkwoord [v]
- volere
neiging [v]
- volere
- essere disposto a
wensen [v]
- volere
- piacere a
- desiderare

algemeen [v]
- querer
- desear
hulpwerkwoord [v]
- poder
neiging [v]
- querer
- estar dispuesto a
wensen [v]
- querer
- desear

algemeen [v]
- vilja
- önska
hulpwerkwoord [v]
- vilja
- kunna
neiging [v]
- vilja
- ha lust att
wensen [v]
- vilja ha
- önska
- vilja

algemeen [v]
- querer
- desejar
hulpwerkwoord [v]
- querer
neiging [v]
- querer
- ter vontade de
wensen [v]
- querer
- desejar

begeren [v]
- van plan zijn
- verlangen
- wensen
gaan [v]
- lukken

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- willend
- gewild
Presens
- wil
- wil
- wil
- willen
- willen
- willen
Imperfect
- wou
- wou
- wou
- wouden
- wouden
- wouden
Toekomende tijd I
- zal willen
- zult willen
- zal willen
- zullen willen
- zullen willen
- zullen willen
Conditionalis I
- zou willen
- zou willen
- zou willen
- zouden willen
- zouden willen
- zouden willen
Perfectum
- heb gewild
- hebt gewild
- heeft gewild
- hebben gewild
- hebben gewild
- hebben gewild
Voltooid verleden tijd
- had gewild
- had gewild
- had gewild
- hadden gewild
- hadden gewild
- hadden gewild
Toekomende tijd II
- zal gewild hebben
- zult gewild hebben
- zal gewild hebben
- zullen gewild hebben
- zullen gewild hebben
- zullen gewild hebben
Conditionalis II
- zou hebben gewild
- zou hebben gewild
- zou hebben gewild
- zouden hebben gewild
- zouden hebben gewild
- zouden hebben gewild
Imperatief
- -
- -
- -
- -
- -
- -