Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
zeggen [v]
- vorgeben
affecteren [v]
- heucheln
- fingieren
ENGELS
zeggen [v]
- pretend
affecteren [v]
- affect
- pretend
FRANS
zeggen [v]
- prétendre
affecteren [v]
- affecter
- prétendre
ITALIAANS
zeggen [v]
- pretendere
affecteren [v]
- affettare
- pretendere
SPAANS
zeggen [v]
- pretender
affecteren [v]
- afectar
- pretender
ZWEEDS
zeggen [v]
- påstå
affecteren [v]
- låtsas
- affektera
PORTUGEES
zeggen [v]
- fingir
affecteren [v]
- afetar
- fingir
THESAURUS
voorwenden [v]
- doen alsof
- fingeren
- pretenderen
- veinzen
pretenderen [v]
- beweren
simuleren [v]
- spelen
- veinzen
- voorwenden
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- voorgevend
- voorgegeven
Presens
- geef voor
- geeft voor
- geeft voor
- geven voor
- geven voor
- geven voor
Imperfect
- gaf voor
- gaf voor
- gaf voor
- gaven voor
- gaven voor
- gaven voor
Toekomende tijd I
- zal voorgeven
- zult voorgeven
- zal voorgeven
- zullen voorgeven
- zullen voorgeven
- zullen voorgeven
Conditionalis I
- zou voorgeven
- zou voorgeven
- zou voorgeven
- zouden voorgeven
- zouden voorgeven
- zouden voorgeven
Perfectum
- heb voorgegeven
- hebt voorgegeven
- heeft voorgegeven
- hebben voorgegeven
- hebben voorgegeven
- hebben voorgegeven
Voltooid verleden tijd
- had voorgegeven
- had voorgegeven
- had voorgegeven
- hadden voorgegeven
- hadden voorgegeven
- hadden voorgegeven
Toekomende tijd II
- zal voorgegeven hebben
- zult voorgegeven hebben
- zal voorgegeven hebben
- zullen voorgegeven hebben
- zullen voorgegeven hebben
- zullen voorgegeven hebben
Conditionalis II
- zou hebben voorgegeven
- zou hebben voorgegeven
- zou hebben voorgegeven
- zouden hebben voorgegeven
- zouden hebben voorgegeven
- zouden hebben voorgegeven
Imperatief
- -
- geef voor
- -
- -
- geeft voor
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries