Tegenwoordig en verleden deelwoord - verzegelend - verzegeld Presens - verzegel - verzegelt - verzegelt - verzegelen - verzegelen - verzegelen Imperfect - verzegelde - verzegelde - verzegelde - verzegelden - verzegelden - verzegelden Toekomende tijd I - zal verzegelen - zult verzegelen - zal verzegelen - zullen verzegelen - zullen verzegelen - zullen verzegelen Conditionalis I - zou verzegelen - zou verzegelen - zou verzegelen - zouden verzegelen - zouden verzegelen - zouden verzegelen Perfectum - ben verzegeld - bent verzegeld - is verzegeld - zijn verzegeld - zijn verzegeld - zijn verzegeld Voltooid verleden tijd - was verzegeld - was verzegeld - was verzegeld - waren verzegeld - waren verzegeld - waren verzegeld Toekomende tijd II - zal verzegeld zijn - zult verzegeld zijn - zal verzegeld zijn - zullen verzegeld zijn - zullen verzegeld zijn - zullen verzegeld zijn Conditionalis II - zou zijn verzegeld - zou zijn verzegeld - zou zijn verzegeld - zouden zijn verzegeld - zouden zijn verzegeld - zouden zijn verzegeld Imperatief - - - verzegel - - - - - verzegelt - -