gevaar [v]
- warnen
- alarmieren
politie [v]
- in Kenntnis setzen
- verständigen

gevaar [v]
- warn
- caution
politie [v]
- warn

gevaar [v]
- avertir
- donner un avertissement
politie [v]
- prévenir
- alerter

gevaar [v]
- avvertire
- avvisare
politie [v]
- avvertire
- avvisare

gevaar [v]
- advertir
politie [v]
- avisar

gevaar [v]
- varna
politie [v]
- varsla
- förvarna

gevaar [v]
- avisar
- aconselhar
politie [v]
- avisar
- prevenir

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- verwittigend
- verwittigd
Presens
- verwittig
- verwittigt
- verwittigt
- verwittigen
- verwittigen
- verwittigen
Imperfect
- verwittigde
- verwittigde
- verwittigde
- verwittigden
- verwittigden
- verwittigden
Toekomende tijd I
- zal verwittigen
- zult verwittigen
- zal verwittigen
- zullen verwittigen
- zullen verwittigen
- zullen verwittigen
Conditionalis I
- zou verwittigen
- zou verwittigen
- zou verwittigen
- zouden verwittigen
- zouden verwittigen
- zouden verwittigen
Perfectum
- heb verwittigd
- hebt verwittigd
- heeft verwittigd
- hebben verwittigd
- hebben verwittigd
- hebben verwittigd
Voltooid verleden tijd
- had verwittigd
- had verwittigd
- had verwittigd
- hadden verwittigd
- hadden verwittigd
- hadden verwittigd
Toekomende tijd II
- zal verwittigd hebben
- zult verwittigd hebben
- zal verwittigd hebben
- zullen verwittigd hebben
- zullen verwittigd hebben
- zullen verwittigd hebben
Conditionalis II
- zou hebben verwittigd
- zou hebben verwittigd
- zou hebben verwittigd
- zouden hebben verwittigd
- zouden hebben verwittigd
- zouden hebben verwittigd
Imperatief
- -
- verwittig
- -
- -
- verwittigt
- -