effect [v]
- entgegenwirken
afkeuring [v]
- widersetzen
- sich widersetzen
- widerstehen
mensen [v]
- zuwiderhandeln
- entgegenarbeiten

effect [v]
- antagonize
- counteract
afkeuring [v]
- resist
- oppose
mensen [v]
- counter
- oppose
- act in opposition to

effect [v]
- neutraliser
- contrebalancer
afkeuring [v]
- faire face à
- tenir tête à
mensen [v]
- riposter
- s'opposer à

effect [v]
- agire contro
- neutralizzare
afkeuring [v]
- resistere a
- respingere
- opporsi a
mensen [v]
- contrastare
- opporsi a
- agire in opposizione a

effect [v]
- contrariar
afkeuring [v]
- resistir
- oponerse a
mensen [v]
- contrariar
- oponerse a

effect [v]
- motverka
- motarbeta
afkeuring [v]
- motsätta sig
- göra motstånd
mensen [v]
- motarbeta
- motsätta sig

effect [v]
- agir contra
- reagir
- antagonizar
afkeuring [v]
- resistir
- opor-se
mensen [v]
- ser contrário a
- opor-se

belemmeren [v]
- dwarsbomen
- dwarszitten
- tegenstreven

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- tegenwerkend
- tegengewerkt
Presens
- werk tegen
- werkt tegen
- werkt tegen
- werken tegen
- werken tegen
- werken tegen
Imperfect
- werkte tegen
- werkte tegen
- werkte tegen
- werkten tegen
- werkten tegen
- werkten tegen
Toekomende tijd I
- zal tegenwerken
- zult tegenwerken
- zal tegenwerken
- zullen tegenwerken
- zullen tegenwerken
- zullen tegenwerken
Conditionalis I
- zou tegenwerken
- zou tegenwerken
- zou tegenwerken
- zouden tegenwerken
- zouden tegenwerken
- zouden tegenwerken
Perfectum
- heb tegengewerkt
- hebt tegengewerkt
- heeft tegengewerkt
- hebben tegengewerkt
- hebben tegengewerkt
- hebben tegengewerkt
Voltooid verleden tijd
- had tegengewerkt
- had tegengewerkt
- had tegengewerkt
- hadden tegengewerkt
- hadden tegengewerkt
- hadden tegengewerkt
Toekomende tijd II
- zal tegengewerkt hebben
- zult tegengewerkt hebben
- zal tegengewerkt hebben
- zullen tegengewerkt hebben
- zullen tegengewerkt hebben
- zullen tegengewerkt hebben
Conditionalis II
- zou hebben tegengewerkt
- zou hebben tegengewerkt
- zou hebben tegengewerkt
- zouden hebben tegengewerkt
- zouden hebben tegengewerkt
- zouden hebben tegengewerkt
Imperatief
- -
- werk tegen
- -
- -
- werkt tegen
- -