wind [v]
- stürmen
meteorologie [v]
- stürmen
beweging [v]
- rasen
- stürmen
- fliegen
- rennen

wind [v]
- storm
meteorologie [v]
- storm
beweging [v]
- race
- dash
- rush

wind [v]
- souffler en tempête
- faire rage
- se déchaîner
meteorologie [v]
- tomber dru
- tomber en tempête
- se déchaîner
beweging [v]
- courir à toute vitesse
- se précipiter

wind [v]
- imperversare
- infuriare
meteorologie [v]
- tempestare
- esserci tormenta
beweging [v]
- affrettarsi
- precipitarsi
- correre

wind [v]
- haber tormenta
meteorologie [v]
- haber tormenta
beweging [v]
- apurarse
- apresurarse
- correr rápidamente

wind [v]
- storma
- rasa
meteorologie [v]
- storma
beweging [v]
- rusa
- störta iväg
- skynda sig

wind [v]
- soprar forte
- bramir
meteorologie [v]
- tempestuar
beweging [v]
- correr
- voar [informal]

waaien [v]
razen [v]
- rennen
- snellen
- stuiven

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- stormend
- gestormd
Presens
- storm
- stormt
- stormt
- stormen
- stormen
- stormen
Imperfect
- stormde
- stormde
- stormde
- stormden
- stormden
- stormden
Toekomende tijd I
- zal stormen
- zult stormen
- zal stormen
- zullen stormen
- zullen stormen
- zullen stormen
Conditionalis I
- zou stormen
- zou stormen
- zou stormen
- zouden stormen
- zouden stormen
- zouden stormen
Perfectum
- heb gestormd
- hebt gestormd
- heeft gestormd
- hebben gestormd
- hebben gestormd
- hebben gestormd
Voltooid verleden tijd
- had gestormd
- had gestormd
- had gestormd
- hadden gestormd
- hadden gestormd
- hadden gestormd
Toekomende tijd II
- zal gestormd hebben
- zult gestormd hebben
- zal gestormd hebben
- zullen gestormd hebben
- zullen gestormd hebben
- zullen gestormd hebben
Conditionalis II
- zou hebben gestormd
- zou hebben gestormd
- zou hebben gestormd
- zouden hebben gestormd
- zouden hebben gestormd
- zouden hebben gestormd
Imperatief
- -
- storm
- -
- -
- stormt
- -