Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
ENGELS
FRANS
ITALIAANS
SPAANS
ZWEEDS
PORTUGEES
THESAURUS
aankondigen [v]
- voorspellen
- voorzeggen
prediken [v]
- verkondigen
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- profeterend
- geprofeteerd
Presens
- profeteer
- profeteert
- profeteert
- profeteren
- profeteren
- profeteren
Imperfect
- profeteerde
- profeteerde
- profeteerde
- profeteerden
- profeteerden
- profeteerden
Toekomende tijd I
- zal profeteren
- zult profeteren
- zal profeteren
- zullen profeteren
- zullen profeteren
- zullen profeteren
Conditionalis I
- zou profeteren
- zou profeteren
- zou profeteren
- zouden profeteren
- zouden profeteren
- zouden profeteren
Perfectum
- heb geprofeteerd
- hebt geprofeteerd
- heeft geprofeteerd
- hebben geprofeteerd
- hebben geprofeteerd
- hebben geprofeteerd
Voltooid verleden tijd
- had geprofeteerd
- had geprofeteerd
- had geprofeteerd
- hadden geprofeteerd
- hadden geprofeteerd
- hadden geprofeteerd
Toekomende tijd II
- zal geprofeteerd hebben
- zult geprofeteerd hebben
- zal geprofeteerd hebben
- zullen geprofeteerd hebben
- zullen geprofeteerd hebben
- zullen geprofeteerd hebben
Conditionalis II
- zou hebben geprofeteerd
- zou hebben geprofeteerd
- zou hebben geprofeteerd
- zouden hebben geprofeteerd
- zouden hebben geprofeteerd
- zouden hebben geprofeteerd
Imperatief
- -
- profeteer
- -
- -
- profeteert
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries