Tegenwoordig en verleden deelwoord - onderverdelend - onderverdeeld Presens - onderverdeel - onderverdeelt - onderverdeelt - onderverdelen - onderverdelen - onderverdelen Imperfect - onderverdeelde - onderverdeelde - onderverdeelde - onderverdeelden - onderverdeelden - onderverdeelden Toekomende tijd I - zal onderverdelen - zult onderverdelen - zal onderverdelen - zullen onderverdelen - zullen onderverdelen - zullen onderverdelen Conditionalis I - zou onderverdelen - zou onderverdelen - zou onderverdelen - zouden onderverdelen - zouden onderverdelen - zouden onderverdelen Perfectum - heb onderverdeeld - hebt onderverdeeld - heeft onderverdeeld - hebben onderverdeeld - hebben onderverdeeld - hebben onderverdeeld Voltooid verleden tijd - had onderverdeeld - had onderverdeeld - had onderverdeeld - hadden onderverdeeld - hadden onderverdeeld - hadden onderverdeeld Toekomende tijd II - zal onderverdeeld hebben - zult onderverdeeld hebben - zal onderverdeeld hebben - zullen onderverdeeld hebben - zullen onderverdeeld hebben - zullen onderverdeeld hebben Conditionalis II - zou hebben onderverdeeld - zou hebben onderverdeeld - zou hebben onderverdeeld - zouden hebben onderverdeeld - zouden hebben onderverdeeld - zouden hebben onderverdeeld Imperatief - - - onderverdeel - - - - - onderverdeelt - -