stollen [n]
- Gerinnung [f]
- Koagulation [f]
bloed [v]
- gerinnen

stollen [n]
- clotting
- coagulating
- thickening
bloed [v]
- clot

stollen [n]
- coagulation [f]
bloed [v]
- coaguler

stollen [n]
- coagulazione [f]
- coagulamento [m (formal)]
bloed [v]
- coagulare

stollen [n]
- coagulación [f]
- coagulamiento [m]
bloed [v]
- coagular

stollen [n]
- förstelning [u]
- koagulering [u]
bloed [v]
- koagulera

stollen [n]
- coagulação [f]
- espessamento [f]
bloed [v]
- coagular

coaguleren [v]
- stollen
- stremmen
schiften [v]

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- klonterend
- geklonterd
Presens
- -
- -
- klontert
- -
- -
- klonteren
Imperfect
- -
- -
- klonterde
- -
- -
- klonterden
Toekomende tijd I
- -
- -
- zal klonteren
- -
- -
- zult klonteren
Conditionalis I
- -
- -
- zal klonteren
- -
- -
- zullen klonteren
Perfectum
- -
- -
- is geklonterd
- -
- -
- zijn geklonterd
Voltooid verleden tijd
- -
- -
- was geklonterd
- -
- -
- waren geklonterd
Toekomende tijd II
- -
- -
- zal geklonterd zijn
- -
- -
- zult geklonterd zijn
Conditionalis II
- -
- -
- zal zijn geklonterd
- -
- -
- zullen zijn geklonterd
Imperatief
- -
- -
- -
- -
- -
- -