Tegenwoordig en verleden deelwoord - heroverend - heroverd Presens - herover - herovert - herovert - heroveren - heroveren - heroveren Imperfect - heroverde - heroverde - heroverde - heroverden - heroverden - heroverden Toekomende tijd I - zal heroveren - zult heroveren - zal heroveren - zullen heroveren - zullen heroveren - zullen heroveren Conditionalis I - zou heroveren - zou heroveren - zou heroveren - zouden heroveren - zouden heroveren - zouden heroveren Perfectum - heb heroverd - hebt heroverd - heeft heroverd - hebben heroverd - hebben heroverd - hebben heroverd Voltooid verleden tijd - had heroverd - had heroverd - had heroverd - hadden heroverd - hadden heroverd - hadden heroverd Toekomende tijd II - zal heroverd hebben - zult heroverd hebben - zal heroverd hebben - zullen heroverd hebben - zullen heroverd hebben - zullen heroverd hebben Conditionalis II - zou hebben heroverd - zou hebben heroverd - zou hebben heroverd - zouden hebben heroverd - zouden hebben heroverd - zouden hebben heroverd Imperatief - - - herover - - - - - herovert - -