Tegenwoordig en verleden deelwoord - confererend - geconfereerd Presens - confereer - confereert - confereert - confereren - confereren - confereren Imperfect - confereerde - confereerde - confereerde - confereerden - confereerden - confereerden Toekomende tijd I - zal confereren - zult confereren - zal confereren - zullen confereren - zullen confereren - zullen confereren Conditionalis I - zou confereren - zou confereren - zou confereren - zouden confereren - zouden confereren - zouden confereren Perfectum - heb geconfereerd - hebt geconfereerd - heeft geconfereerd - hebben geconfereerd - hebben geconfereerd - hebben geconfereerd Voltooid verleden tijd - had geconfereerd - had geconfereerd - had geconfereerd - hadden geconfereerd - hadden geconfereerd - hadden geconfereerd Toekomende tijd II - zal geconfereerd hebben - zult geconfereerd hebben - zal geconfereerd hebben - zullen geconfereerd hebben - zullen geconfereerd hebben - zullen geconfereerd hebben Conditionalis II - zou hebben geconfereerd - zou hebben geconfereerd - zou hebben geconfereerd - zouden hebben geconfereerd - zouden hebben geconfereerd - zouden hebben geconfereerd Imperatief - - - confereer - - - - - confereert - -