Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
persoon [v]
- sich bücken
ENGELS
persoon [v]
- stoop
- bend down
FRANS
persoon [v]
- se pencher
- se baisser
ITALIAANS
SPAANS
persoon [v]
- inclinarse
- encorvarse
ZWEEDS
persoon [v]
- böja sig ner
PORTUGEES
persoon [v]
- inclinar-se
- curvar-se
THESAURUS
buigen [v]
- vooroverbuigen
toegeven [v]
- wijken
- zwichten
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- bukkend
- gebukt
Presens
- buk
- bukt
- bukt
- bukken
- bukken
- bukken
Imperfect
- bukte
- bukte
- bukte
- bukten
- bukten
- bukten
Toekomende tijd I
- zal bukken
- zult bukken
- zal bukken
- zullen bukken
- zullen bukken
- zullen bukken
Conditionalis I
- zou bukken
- zou bukken
- zou bukken
- zouden bukken
- zouden bukken
- zouden bukken
Perfectum
- heb gebukt
- hebt gebukt
- heeft gebukt
- hebben gebukt
- hebben gebukt
- hebben gebukt
Voltooid verleden tijd
- had gebukt
- had gebukt
- had gebukt
- hadden gebukt
- hadden gebukt
- hadden gebukt
Toekomende tijd II
- zal gebukt hebben
- zult gebukt hebben
- zal gebukt hebben
- zullen gebukt hebben
- zullen gebukt hebben
- zullen gebukt hebben
Conditionalis II
- zou hebben gebukt
- zou hebben gebukt
- zou hebben gebukt
- zouden hebben gebukt
- zouden hebben gebukt
- zouden hebben gebukt
Imperatief
- -
- buk
- -
- -
- bukt
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries