dief [v]
- hinausschlüpfen
- entschlüpfen

dief [v]
- slip out

dief [v]
- sortir furtivement
- s'esquiver

dief [v]
- svignarsela
- squagliarsela

dief [v]
- salir inadvertido

dief [v]
- undkomma
- undslippa

dief [v]
- escapar
- fugir despercebido

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- buitenglippend
- buitengeglipt
Presens
- glip buiten
- glipt buiten
- glipt buiten
- glippen buiten
- glippen buiten
- glippen buiten
Imperfect
- glipte buiten
- glipte buiten
- glipte buiten
- glipten buiten
- glipten buiten
- glipten buiten
Toekomende tijd I
- zal buitenglippen
- zult buitenglippen
- zal buitenglippen
- zullen buitenglippen
- zullen buitenglippen
- zullen buitenglippen
Conditionalis I
- zou buitenglippen
- zou buitenglippen
- zou buitenglippen
- zouden buitenglippen
- zouden buitenglippen
- zouden buitenglippen
Perfectum
- ben buitengeglipt
- bent buitengeglipt
- is buitengeglipt
- zijn buitengeglipt
- zijn buitengeglipt
- zijn buitengeglipt
Voltooid verleden tijd
- was buitengeglipt
- was buitengeglipt
- was buitengeglipt
- waren buitengeglipt
- waren buitengeglipt
- waren buitengeglipt
Toekomende tijd II
- zal buitengeglipt zijn
- zult buitengeglipt zijn
- zal buitengeglipt zijn
- zullen buitengeglipt zijn
- zullen buitengeglipt zijn
- zullen buitengeglipt zijn
Conditionalis II
- zou zijn buitengeglipt
- zou zijn buitengeglipt
- zou zijn buitengeglipt
- zouden zijn buitengeglipt
- zouden zijn buitengeglipt
- zouden zijn buitengeglipt
Imperatief
- -
- glip buiten
- -
- -
- glipt buiten
- -