Tegenwoordig en verleden deelwoord - binnenhoudend - binnengehouden Presens - houd binnen - houdt binnen - houdt binnen - houden binnen - houden binnen - houden binnen Imperfect - hield binnen - hield binnen - hield binnen - hielden binnen - hielden binnen - hielden binnen Toekomende tijd I - zal binnenhouden - zult binnenhouden - zal binnenhouden - zullen binnenhouden - zullen binnenhouden - zullen binnenhouden Conditionalis I - zou binnenhouden - zou binnenhouden - zou binnenhouden - zouden binnenhouden - zouden binnenhouden - zouden binnenhouden Perfectum - heb binnengehouden - hebt binnengehouden - heeft binnengehouden - hebben binnengehouden - hebben binnengehouden - hebben binnengehouden Voltooid verleden tijd - had binnengehouden - had binnengehouden - had binnengehouden - hadden binnengehouden - hadden binnengehouden - hadden binnengehouden Toekomende tijd II - zal binnengehouden hebben - zult binnengehouden hebben - zal binnengehouden hebben - zullen binnengehouden hebben - zullen binnengehouden hebben - zullen binnengehouden hebben Conditionalis II - zou hebben binnengehouden - zou hebben binnengehouden - zou hebben binnengehouden - zouden hebben binnengehouden - zouden hebben binnengehouden - zouden hebben binnengehouden Imperatief - - - houd binnen - - - - - houdt binnen - -