Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
binden [v]
- binden
- verbinden
ENGELS
binden [v]
- bind
- tie together
FRANS
binden [v]
- attacher
- lier
ITALIAANS
binden [v]
- legare
- unire
- attaccare
SPAANS
binden [v]
- atar
- liar
ZWEEDS
binden [v]
- binda
- knyta ihop
PORTUGEES
binden [v]
- atar
- amarrar
THESAURUS
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- bijeenbindend
- bijeengebonden
Presens
- bind bijeen
- bindt bijeen
- bindt bijeen
- binden bijeen
- binden bijeen
- binden bijeen
Imperfect
- bond bijeen
- bond bijeen
- bond bijeen
- bonden bijeen
- bonden bijeen
- bonden bijeen
Toekomende tijd I
- zal bijeenbinden
- zult bijeenbinden
- zal bijeenbinden
- zullen bijeenbinden
- zullen bijeenbinden
- zullen bijeenbinden
Conditionalis I
- zou bijeenbinden
- zou bijeenbinden
- zou bijeenbinden
- zouden bijeenbinden
- zouden bijeenbinden
- zouden bijeenbinden
Perfectum
- heb bijeengebonden
- hebt bijeengebonden
- heeft bijeengebonden
- hebben bijeengebonden
- hebben bijeengebonden
- hebben bijeengebonden
Voltooid verleden tijd
- had bijeengebonden
- had bijeengebonden
- had bijeengebonden
- hadden bijeengebonden
- hadden bijeengebonden
- hadden bijeengebonden
Toekomende tijd II
- zal bijeengebonden hebben
- zult bijeengebonden hebben
- zal bijeengebonden hebben
- zullen bijeengebonden hebben
- zullen bijeengebonden hebben
- zullen bijeengebonden hebben
Conditionalis II
- zou hebben bijeengebonden
- zou hebben bijeengebonden
- zou hebben bijeengebonden
- zouden hebben bijeengebonden
- zouden hebben bijeengebonden
- zouden hebben bijeengebonden
Imperatief
- -
- bind bijeen
- -
- -
- bindt bijeen
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries