Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
handelen voor [v]
- antizipieren
ENGELS
handelen voor [v]
- anticipate
FRANS
handelen voor [v]
- anticiper
ITALIAANS
handelen voor [v]
- anticipare
SPAANS
handelen voor [v]
- anticipar
ZWEEDS
handelen voor [v]
- antecipera
- föregripa
PORTUGEES
handelen voor [v]
- antecipar
- prever
THESAURUS
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- anticiperend
- geanticipeerd
Presens
- anticipeer
- anticipeert
- anticipeert
- anticiperen
- anticiperen
- anticiperen
Imperfect
- anticipeerde
- anticipeerde
- anticipeerde
- anticipeerden
- anticipeerden
- anticipeerden
Toekomende tijd I
- zal anticiperen
- zult anticiperen
- zal anticiperen
- zullen anticiperen
- zullen anticiperen
- zullen anticiperen
Conditionalis I
- zou anticiperen
- zou anticiperen
- zou anticiperen
- zouden anticiperen
- zouden anticiperen
- zouden anticiperen
Perfectum
- heb geanticipeerd
- hebt geanticipeerd
- heeft geanticipeerd
- hebben geanticipeerd
- hebben geanticipeerd
- hebben geanticipeerd
Voltooid verleden tijd
- had geanticipeerd
- had geanticipeerd
- had geanticipeerd
- hadden geanticipeerd
- hadden geanticipeerd
- hadden geanticipeerd
Toekomende tijd II
- zal geanticipeerd hebben
- zult geanticipeerd hebben
- zal geanticipeerd hebben
- zullen geanticipeerd hebben
- zullen geanticipeerd hebben
- zullen geanticipeerd hebben
Conditionalis II
- zou hebben geanticipeerd
- zou hebben geanticipeerd
- zou hebben geanticipeerd
- zouden hebben geanticipeerd
- zouden hebben geanticipeerd
- zouden hebben geanticipeerd
Imperatief
- -
- anticipeer
- -
- -
- anticipeert
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries