Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
ENGELS
FRANS
ITALIAANS
SPAANS
ZWEEDS
PORTUGEES
werk [v]
- esgotar
- cansar
- exaurir
THESAURUS
afjakkeren [v]
- afmatten
- uitputten
martelen [v]
- afpijnigen
pijnigen [v]
uitsloven [v]
- inspannen
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- afbeulend
- afgebeuld
Presens
- beul af
- beult af
- beult af
- beulen af
- beulen af
- beulen af
Imperfect
- beulde af
- beulde af
- beulde af
- beulden af
- beulden af
- beulden af
Toekomende tijd I
- zal afbeulen
- zult afbeulen
- zal afbeulen
- zullen afbeulen
- zullen afbeulen
- zullen afbeulen
Conditionalis I
- zou afbeulen
- zou afbeulen
- zou afbeulen
- zouden afbeulen
- zouden afbeulen
- zouden afbeulen
Perfectum
- heb afgebeuld
- hebt afgebeuld
- heeft afgebeuld
- hebben afgebeuld
- hebben afgebeuld
- hebben afgebeuld
Voltooid verleden tijd
- had afgebeuld
- had afgebeuld
- had afgebeuld
- hadden afgebeuld
- hadden afgebeuld
- hadden afgebeuld
Toekomende tijd II
- zal afgebeuld hebben
- zult afgebeuld hebben
- zal afgebeuld hebben
- zullen afgebeuld hebben
- zullen afgebeuld hebben
- zullen afgebeuld hebben
Conditionalis II
- zou hebben afgebeuld
- zou hebben afgebeuld
- zou hebben afgebeuld
- zouden hebben afgebeuld
- zouden hebben afgebeuld
- zouden hebben afgebeuld
Imperatief
- -
- beul af
- -
- -
- beult af
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries