Free Online Dictionary

DUITS

tand [n]
- Wurzel [f]
nagel [n]
- Wurzel [f]
tuinbouw - groenten [n]
- Karotte [f]
- Möhre [f]
haar [n]
- Wurzel [f]
wiskunde [n]
- Wurzel [f]
linguïstiek [n]
- Wurzel [f]
plantkunde [n]
- Wurzel [f]

ENGELS

tand [n]
- root
nagel [n]
- root
tuinbouw - groenten [n]
- carrot
haar [n]
- root
wiskunde [n]
- root
linguïstiek [n]
- root
plantkunde [n]
- root

FRANS

tand [n]
- racine [f]
nagel [n]
- racine [f]
tuinbouw - groenten [n]
- carotte [f]
haar [n]
- racine [f]
wiskunde [n]
- racine [f]
linguïstiek [n]
- racine [f]
plantkunde [n]
- racine [f]

ITALIAANS

tand [n]
- radice [f]
nagel [n]
- radice [f]
tuinbouw - groenten [n]
- carota [f]
haar [n]
- radice [f]
wiskunde [n]
- radice [f]
linguïstiek [n]
- radice [f]
- radicale [m]
plantkunde [n]
- radice [f]

SPAANS

tand [n]
- raíz [f]
nagel [n]
- raíz [f]
tuinbouw - groenten [n]
- zanahoria [f]
haar [n]
- raíz [f]
wiskunde [n]
- raíz [f]
linguïstiek [n]
- raíz [f]
plantkunde [n]
- raíz [f]

ZWEEDS

tand [n]
- rot [u]
nagel [n]
- rot [u]
tuinbouw - groenten [n]
- morot [u]
haar [n]
- rot [u]
wiskunde [n]
- rot [u]
linguïstiek [n]
- rot [u]
plantkunde [n]
- rot [u]

PORTUGEES

tand [n]
- raiz [f]
nagel [n]
- raiz [f]
tuinbouw - groenten [n]
- cenoura [f]
haar [n]
- raiz [f]
wiskunde [n]
- raiz [f]
linguïstiek [n]
- raiz [f]
- radical [m]
plantkunde [n]
- raiz [f]

THESAURUS

peen [n]
basis [n]
- oorsprong
- oorzaak

WERKWOORD