Tegenwoordig en verleden deelwoord - verwringend - verwrongen Presens - verwring - verwringt - verwringt - verwringen - verwringen - verwringen Imperfect - verwrong - verwrong - verwrong - verwrongen - verwrongen - verwrongen Toekomende tijd I - zal verwringen - zult verwringen - zal verwringen - zullen verwringen - zullen verwringen - zullen verwringen Conditionalis I - zou verwringen - zou verwringen - zou verwringen - zouden verwringen - zouden verwringen - zouden verwringen Perfectum - heb verwrongen - hebt verwrongen - heeft verwrongen - hebben verwrongen - hebben verwrongen - hebben verwrongen Voltooid verleden tijd - had verwrongen - had verwrongen - had verwrongen - hadden verwrongen - hadden verwrongen - hadden verwrongen Toekomende tijd II - zal verwrongen hebben - zult verwrongen hebben - zal verwrongen hebben - zullen verwrongen hebben - zullen verwrongen hebben - zullen verwrongen hebben Conditionalis II - zou hebben verwrongen - zou hebben verwrongen - zou hebben verwrongen - zouden hebben verwrongen - zouden hebben verwrongen - zouden hebben verwrongen Imperatief - - - verwring - - - - - verwringt - -