Tegenwoordig en verleden deelwoord - verkwikkend - verkwikt Presens - verkwik - verkwikt - verkwikt - verkwikken - verkwikken - verkwikken Imperfect - verkwikte - verkwikte - verkwikte - verkwikten - verkwikten - verkwikten Toekomende tijd I - zal verkwikken - zult verkwikken - zal verkwikken - zullen verkwikken - zullen verkwikken - zullen verkwikken Conditionalis I - zou verkwikken - zou verkwikken - zou verkwikken - zouden verkwikken - zouden verkwikken - zouden verkwikken Perfectum - heb verkwikt - hebt verkwikt - heeft verkwikt - hebben verkwikt - hebben verkwikt - hebben verkwikt Voltooid verleden tijd - had verkwikt - had verkwikt - had verkwikt - hadden verkwikt - hadden verkwikt - hadden verkwikt Toekomende tijd II - zal verkwikt hebben - zult verkwikt hebben - zal verkwikt hebben - zullen verkwikt hebben - zullen verkwikt hebben - zullen verkwikt hebben Conditionalis II - zou hebben verkwikt - zou hebben verkwikt - zou hebben verkwikt - zouden hebben verkwikt - zouden hebben verkwikt - zouden hebben verkwikt Imperatief - - - - - - - - - - - -