Tegenwoordig en verleden deelwoord - verkrijgend - verkregen Presens - verkrijg - verkrijgt - verkrijgt - verkrijgen - verkrijgen - verkrijgen Imperfect - verkreeg - verkreeg - verkreeg - verkregen - verkregen - verkregen Toekomende tijd I - zal verkrijgen - zult verkrijgen - zal verkrijgen - zullen verkrijgen - zullen verkrijgen - zullen verkrijgen Conditionalis I - zou verkrijgen - zou verkrijgen - zou verkrijgen - zouden verkrijgen - zouden verkrijgen - zouden verkrijgen Perfectum - heb verkregen - hebt verkregen - heeft verkregen - hebben verkregen - hebben verkregen - hebben verkregen Voltooid verleden tijd - had verkregen - had verkregen - had verkregen - hadden verkregen - hadden verkregen - hadden verkregen Toekomende tijd II - zal verkregen hebben - zult verkregen hebben - zal verkregen hebben - zullen verkregen hebben - zullen verkregen hebben - zullen verkregen hebben Conditionalis II - zou hebben verkregen - zou hebben verkregen - zou hebben verkregen - zouden hebben verkregen - zouden hebben verkregen - zouden hebben verkregen Imperatief - - - - - - - - - - - -