geneeskunde [n]
- Vergiftung [f]
algemeen [v]
- vergiften

geneeskunde [n]
- poisoning
- intoxication
algemeen [v]
- poison
- envenom

geneeskunde [n]
- empoisonnement [m]
- intoxication [f]
algemeen [v]
- empoisonner
- envenimer

geneeskunde [n]
- avvelenamento [m]
algemeen [v]
- avvelenare
- intossicare con veleno

geneeskunde [n]
- envenenamiento [m]
algemeen [v]
- envenenar

geneeskunde [n]
- förgiftning [u]
algemeen [v]
- förgifta

geneeskunde [n]
- envenenamento [m]
- intoxicação [f]
algemeen [v]
- envenenar

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- vergiftigend
- vergiftigd
Presens
- vergiftig
- vergiftigt
- vergiftigt
- vergiftigen
- vergiftigen
- vergiftigen
Imperfect
- vergiftigde
- vergiftigde
- vergiftigde
- vergiftigden
- vergiftigden
- vergiftigden
Toekomende tijd I
- zal vergiftigen
- zult vergiftigen
- zal vergiftigen
- zullen vergiftigen
- zullen vergiftigen
- zullen vergiftigen
Conditionalis I
- zou vergiftigen
- zou vergiftigen
- zou vergiftigen
- zouden vergiftigen
- zouden vergiftigen
- zouden vergiftigen
Perfectum
- heb vergiftigd
- hebt vergiftigd
- heeft vergiftigd
- hebben vergiftigd
- hebben vergiftigd
- hebben vergiftigd
Voltooid verleden tijd
- had vergiftigd
- had vergiftigd
- had vergiftigd
- hadden vergiftigd
- hadden vergiftigd
- hadden vergiftigd
Toekomende tijd II
- zal vergiftigd hebben
- zult vergiftigd hebben
- zal vergiftigd hebben
- zullen vergiftigd hebben
- zullen vergiftigd hebben
- zullen vergiftigd hebben
Conditionalis II
- zou hebben vergiftigd
- zou hebben vergiftigd
- zou hebben vergiftigd
- zouden hebben vergiftigd
- zouden hebben vergiftigd
- zouden hebben vergiftigd
Imperatief
- -
- vergiftig
- -
- -
- vergiftigt
- -