Tegenwoordig en verleden deelwoord - verdunnend - verdund Presens - verdun - verdunt - verdunt - verdunnen - verdunnen - verdunnen Imperfect - verdunde - verdunde - verdunde - verdunden - verdunden - verdunden Toekomende tijd I - zal verdunnen - zult verdunnen - zal verdunnen - zullen verdunnen - zullen verdunnen - zullen verdunnen Conditionalis I - zou verdunnen - zou verdunnen - zou verdunnen - zouden verdunnen - zouden verdunnen - zouden verdunnen Perfectum - heb verdund - hebt verdund - heeft verdund - hebben verdund - hebben verdund - hebben verdund Voltooid verleden tijd - had verdund - had verdund - had verdund - hadden verdund - hadden verdund - hadden verdund Toekomende tijd II - zal verdund hebben - zult verdund hebben - zal verdund hebben - zullen verdund hebben - zullen verdund hebben - zullen verdund hebben Conditionalis II - zou hebben verdund - zou hebben verdund - zou hebben verdund - zouden hebben verdund - zouden hebben verdund - zouden hebben verdund Imperatief - - - verdun - - - - - verdunt - -