gewassen [v]
- anbauen
gebouw [v]
- anbauen
- umbauen

gewassen [v]
- grow
- cultivate
gebouw [v]
- rebuild
- alter

gewassen [v]
- cultiver
gebouw [v]
- transformer

gewassen [v]
- coltivare
gebouw [v]
- rinnovare
- effettuare delle modifiche a

gewassen [v]
- cultivar
gebouw [v]
- transformar

gewassen [v]
- odla
gebouw [v]
- bygga om

gewassen [v]
- cultivar
- plantar
gebouw [v]
- reformar
- fazer obras

kweken [v]
- telen
opknappen [v]
- renoveren

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- verbouwend
- verbouwd
Presens
- verbouw
- verbouwt
- verbouwt
- verbouwen
- verbouwen
- verbouwen
Imperfect
- verbouwde
- verbouwde
- verbouwde
- verbouwden
- verbouwden
- verbouwden
Toekomende tijd I
- zal verbouwen
- zult verbouwen
- zal verbouwen
- zullen verbouwen
- zullen verbouwen
- zullen verbouwen
Conditionalis I
- zou verbouwen
- zou verbouwen
- zou verbouwen
- zouden verbouwen
- zouden verbouwen
- zouden verbouwen
Perfectum
- heb verbouwd
- hebt verbouwd
- heeft verbouwd
- hebben verbouwd
- hebben verbouwd
- hebben verbouwd
Voltooid verleden tijd
- had verbouwd
- had verbouwd
- had verbouwd
- hadden verbouwd
- hadden verbouwd
- hadden verbouwd
Toekomende tijd II
- zal verbouwd hebben
- zult verbouwd hebben
- zal verbouwd hebben
- zullen verbouwd hebben
- zullen verbouwd hebben
- zullen verbouwd hebben
Conditionalis II
- zou hebben verbouwd
- zou hebben verbouwd
- zou hebben verbouwd
- zouden hebben verbouwd
- zouden hebben verbouwd
- zouden hebben verbouwd
Imperatief
- -
- verbouw
- -
- -
- verbouwt
- -